Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zodat het overblijfsel van Juda, die in Egypteland gekomen zijn, om aldaar als vreemdelingen te verkeren, geen zal hebben, die [23]ontkome, of overblijve; te weten om weder te keren in het land van Juda, [24]waarnaar hun ziel verlangt weder te keren, om aldaar te wonen; maar zij zullen er niet wederkeren, behalve die [25]ontkomen zullen. 23. Hebreeuws, geen ontkome of overgeblevene, gelijk boven hfdst.42 vs.17. 24. Hebreeuws, waarnaar zij hunne ziel opheffen; zie boven hfdst.22 vs.27. 25. Hebreeuws, de ontkomenen; te weten enigen vromen, die tegen hunnen dank in Egypte gevoerd zijn; of anderszins, die het God zal believen genadiglijk te bekeren en over te laten, om getuigen te zijn van de waarheid van deze zijne profetieen. Vergelijk onder vs.28.